Lambertus was schipper op Utrecht en op Gouda (in 1799 is hij door de Stad Amsterdam benoemd tot schipper op Gouda). In 1796 was hij waker en klokkeluider van de stadsbeurs te Amsterdam. Hij was aangesloten bij het binnenlands vaarders gilde. In 1808, bij het overlijden van Neeltje, was hij commissaris van dit gilde. In 1821 wordt Lambertus besproken in het jaarverslag van de ’Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toezicht’. Volgens het verslag werd hij ingehuurd als schipper op een veerdienst. Hij zou niet zonder meer de knecht hebben willen accepteren die hem werd toegewezen uit een pool van "noodhulpen". Lambertus woonde in 1787 in Amsterdam aan de Nieuwe Spiegelstraat. Lambertus Jansz Stoppendaal is op 31 januari 1824 gestorven als gevolg van een val. Op 15 december 1824 hertrouwt zijn weduwe Catharina Marija van Peursem te Amsterdam met de Leidse schipper Thijmen Jansz van der Quast.