Boudewijn was: Boudewijn IX graaf van Vlaanderen van 1194 tot 1205, Boudewijn VI graaf van Henegouwen van 1195 tot 1205 Boudewijn I keizer van het Latijns Keizerrijk van Constantinopel van 1204 tot 1205.
Graaf
Als jonge man sloot Boudewijn zich aan bij koning Filips II van Frankrijk en vocht met hem tegen Richard I van Engeland in de veldslagen van Issoudun en Aumale. Toen hij zelf aan de macht was gekomen veranderde hij zijn beleid echter en sloot in 1197 een verbond met Richard in diens hoofdzetel kasteel Gaillard. Vervolgens veroverde Boudewijn het grootste deel van de Artesië. Filips had dat graafschap verworven als bruidsschat van zijn eerste huwelijk met Boudewijns tante Isabella van Henegouwen, die inmiddels was overleden. Boudewijn steunde (1198) de verkiezing van Otto IV van Brunswijk tot Duitse koning en verwierf (1199) het graafschap Namen. Bij de Vrede van Péronne (1199) werd Filips verplicht een deel van de Artois terug te geven.
Op 23 februari 1200 legden Boudewijn en zijn echtgenote Maria van Champagne in de Sint-Donaaskathedraal te Brugge de kruisvaartgelofte af. Op 14 april 1202 verliet Boudewijn zijn graafschap om zich aan te sluiten bij de vierde Kruistocht. Maria was zwanger en bleef daarom achter als regentes.
Keizer
De vierde kruistocht was in de greep van de economische belangen van de Republiek Venetië. Daarom nam Boudewijn eerst deel aan de verovering van Zadar, een opkomende concurrent van Venetië. Vervolgens trokken de kruisvaarders naar Constantinopel om in 1203 de pro-Venetiaanse Alexios IV Angelos te helpen om keizer te worden. Alexios werd in 1204 door een binnenlandse staatsgreep verdreven en dat was voor de kruisvaarders aanleiding om de stad te bestormen en te plunderen. Zij boden de keizerskroon aan de Doge van Venetië maar die weigerde. Daarop kozen ze een keizer uit hun midden. Op 9 mei 1204 werd Boudewijn tot keizer gekozen, boven Bonifatius van Monferrat. Op 16 mei werd Boudewijn gekroond in de Hagia Sophia. Boudewijn kreeg de stad Constantinopel en de gebieden ter weerszijden van de Bosporus en de Dardanellen, en enkele eilanden, toegewezen als persoonlijk bezit.
Als keizer probeerde Boudewijn samen met de paus om het Oosters Schisma te beëindigen. Politiek werd hij geconfronteerd met Bonifatius van Monferrat, die een zelfstandig koninkrijk vestigde rond Thessaloniki. Een onderlinge oorlog tussen de kruisvaarders kon met veel moeite worden voorkomen. In 1205 kwam de Griekse bevolking van Thracië in opstand en veroverde met Bulgaarse steun Adrianopel. Boudewijn belegerde de stad maar werd in april verslagen. Hij werd gevangengenomen en was sindsdien spoorloos. In 1206 ontving de paus een brief uit Bulgarije waarin werd medegedeeld dat Boudewijn was overleden. Zijn broer Hendrik volgde hem op als keizer.
Volgens de lokale folklore in Veliko Tarnovo, hoofdstad van het Tweede Bulgaarse Koninkrijk, werd Boudewijn gevangengezet in een toren in de muur van de vesting Tsarevets. Dit torentje is nog altijd (in herstelde staat) te zien en wordt lokaal Boudewijns Toren genoemd. Alberik van Troisfontaines verhaalt voorts dat Boudewijn de avances van een Bulgaarse koningin afsloeg, die hem prompt van poging tot verkrachting beschuldigde en hem liet executeren. De Bulgaarse vorst Joannitsa zou opdracht hebben gegeven Boudewijns lichaam in stukken te hakken en aan de honden te voederen. De honden zouden echter geweigerd hebben zijn lichaam te eten. Twintig jaar later verscheen er in Vlaanderen een kluizenaar ten tonele die beweerde de verloren gewaande Boudewijn te zijn. Deze Valse Boudewijn (waarschijnlijk ene Bertrand van Rais) slaagde erin enige volgelingen om zich heen te verzamelen, maar werd uiteindelijk ontmaskerd en in 1225 als bedrieger terechtgesteld.