Hessel was Hoofdeling te Beetgum. Zijn stins te Groot Terhorne is in 1496 verwoest. In 1498 heeft hij een huis in Franeker laten bouwen (Martenahuis). Op 30 april 1498 is hij een van de bezegelaars van het akkoord van Westergo met Albrecht van Saksen. In juli 1499 wordt hij namens Westergo gecommiteerd on Albrecht van Saksen te verwelkomen, waarna deze hem op 25 juli 1499 aanstelt als lid van het nieuwe Hofgerecht. Hij blijft in functie na de Friese opstand van 1500, wordt lid van de bestuursraad en op 23 mei 1501 aangesteld als raadsheer in bestuurszaken wat hij blijft tot het einde van het Saksische bestuur. Door de Friese stadhouder Floris van Egmond wordt hij op 4 juli 1515 opnieuw gecommiteerd. In 1517 gaat hij op pelgrimstocht. Op de terugtocht is hij in 1517 overleden op Rhodos.
Naast de 4 dochters die Hessel had bij zijn echtgenote Both had hij nog tenminste 2 andere kinderen die in zijn testament genoemd worden. Een zoon Syttie die op 5 oktober 1512 benoemd is tot pastoor te Franeker. De kosten voor zijn opleiding had hij geleend van zijn vader en werden hem in het testament van Hessel vrijgeschonken. (400 rijnsguldens). En een dochter Agniete. Zij kreeg een legaat van 100 "enckell golden fl" onder de voorwaarde dat zij zich gedroeg volgens de wensen van Both, de vrouw van haar vader. Deze bastaard kinderen zouden ouder geweest zijn dan de kinderen uit het huwelijk van Hessel en Both (J.A. Mol).
(Bron o.a.: "De Heeren van den Raede, biografieën en groepsportret van de raadsheren van het hof van Friesland 1499-1811")