Het is opvallend dat in ongeveer dezelfde tijd een van Lawick uit de "Nijmeegse tak" (aanduiding van P. van Lawick van Pabst), Maximiliaan van der Lauwick, schepen was van Tuyl (in 1587).
In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van 1939 staat nog een merkwaardig verhaal over een staaroperatie bij ene Wolter van der Lawick in 1599. Mogelijk is Wouter deze Wolter. Volgens dit verhaal is er op 5 januari 1599 een contract aangegaan tussen Wolter van der Lawick en de chirurgijn Wilhem Hillsingh, waarbij laatstgenoemde zich verbond de edelman tegen een bepaalde beloning van staar te genezen. Wilhem Hillsingh "heeft aengenomen ende belooft den edelen erintfesten VAN DER LAWICK die schel ofte vluys van sijn edele oge te nemen ende hem siende te maken so Godt almechtich belieftt, wel verstaende, dat meyster WILHEM mit dit warck in Godes naem beginnen sal binnen vyer ofte vijf dagen, te weten den eersten claren dach daertoe dienende, ende meyster WILHEM sal voor sijn meysterloon hebben, so haest als dat vlyus ofte schel van de oge genomen sal wezen en dat WOLTER VAN DER LAWICK sal spreecken: "ick kan weder met mijn oge sien" ende bekennen die man of die ruyt van dat glas offte eenige andere dinge daer sijn Edele kenisse van kan dragen offte marcken, alsdan sal WOLTER VAN DER LAWICK geholden wesen op te leggen ende te betalen aen meyster WILHEM die somme van vijftien carolus gulden ende twyntich stuver Brabants ende noch twee gelijcke guldens voor meyster WILHEMs huysvrau ende daetna so het gesicht continueert ende goed blijft tot ien die maent van Maart anno 1599, so sal WOLTER VAN DER LAWICK noch geholden wesen aen meyster WILHEM te betalen noch gelijcke vijftien carolus guldens, waermet meyster WILHEM alsdan voldaen ende betaelt syn sal." Onder het contract staat een getekende verklaring dat de chirurgijn het honorarium ten volle ontvangen heeft. (G. van Roekel, NTvG 83, 1939, p. 4867-4868)