Erft op 16 juli 1524 de Leeuwentiende van zijn vader Arend. Zijn moder Elisabet Hacke is getuchtigt an 15 molder roggen s’jaers.
Op 30 juni 1544 verkrijgt zijn zoon Udo het leen Leeuwentiende als erfenis van Jan, zijn vader.
Op 31 oktober 1539 koopt hij een losrente van 3 rijnsche guldens ’s jaars, gaande uit een stuk land, genaamd die Perdtzkuyll, gelegen op de Arnhemer Enck buiten de Rijnpoerte ten Oosten van den Rijnacker van Gijsbert van den CruysS en diens vrouw Elsa. Jans dochter Elisabeth erft van Elsa, de vrouw van Gijsbert van den Cruyss, omdat haar grootmoeder (aldemoeder) Hacken zaken had nagelaten aan deze Elsa onder voorwaarde dat als Elsa zonder nageslacht zou overlijden, de nalatenschap waar naar haar nazaten zou gaan. Van deze nazaten is Elisabeth door Elsa uitverkoren als erfgenaam.
In 1536 wordt in een brief van hertog Karel aan Petrus Vorstius, de pauselijke nuntius, verzocht of deze de zoon van Johan van der Lauwyck, richter te Wageningen, in zijn gevolg wil meenemen naar Rome. Jan zou deze Johan kunnen zijn.
Over Jan’s zoon Udo is een en ander bekend wat meer informatie geeft over de kinderen van Jan. Zo wordt Udo enkele keren genoemd samen met zijn broer Dirk, vandaar dat Dirk ook als zoon van Jan is opgenomen.
De overige hier genoemde relaties van Jan zijn gebaseerd op de volgende gegevens:
Er is omstreeks de tijd van Jan een van Lawick die gehuwd was met een (Johanna) toe Boecop en die de vader was van Elisabeth van Lawick, welke Elisabeth weer een zuster Magdalena had.
Elisabeth van Lawick, dochter van Jan en kleindochter van "Hacken" heeft een broer Derick. Deze Elisabeth was in mei 1541 vermoedelijk nog ongehuwd.
De zoon van Jan heet Udo en de voornaam Udo komt verder niet voor in de familie van Lawick.
Arend, de zoon van Udo toe Boecop, had een dochter Aleyd die gehuwd was met Sweder van Brakel. Na het overlijden van Sweder in 1563 neemt een Dirk van Lawick waar voor haar dan nog onmondige zoon Jasper wat betreft een leen in Avezaath. Jasper van Brakel is een neef van Dirk van Lawick.
De speculatie dat Jan van Lawick gehuwd was met een Johanna toe Boecop, dochter van Udo en Geertruid van Delen, en dat hij niet alleen de vader was van Udo en Dirk, maar ook van Elisabeth en Magdalena, is geheel passend bij deze vier feiten.