Een paar jaar na zijn huwelijk, op 22 februari 1702 werd Lambert burger van Nijmegen. Hij was bakker van beroep en op 26 juni 1710 werd hij gekozen tot jongmeester van het bakkersgilde te Nijmegen. Uit 1711 stamt een tinnen gildekan met zijn naam. Hierop staat de tekst "Godt komt de eer en niemandt (of nimant) meer. LAMBERT(H) STOPPENDAHL. Anno 1711" en het gildewapen van het bakkersgilde te Nijmegen. In 1718 en 1719 was hij boekhouder van het bakkersgilde. In die hoedanigheid zou hij een resolutie betreffende de afschaffing van de paas-stuyte getekend hebben. Als oude man is hij naar Schiedam verhuisd, waar zijn oudste zoon, Jacobus, suikerbakker was. Hij heeft daar op 13 februari 1734 het klein burgerrecht van Schiedam verkregen. Bij die gelegenheid tekende hij zijn naam met de letters LSD. Lambert en Margriet bezaten diverse huizen in Nijmegen. Lambert bezat ook landen onder jurisdictie van Bemmel en hij wordt genoemd in het oud rechterlijk archief Ambt Over-Betuwe. De eerste vermelding van hun huizenbezit in Nijmegen stamt van 1708. Lambert is gestorven in 1757 te Nijmegen en liet zijn bezittingen voor gelijke delen na aan zijn vijf kinderen of, in het geval van zijn dochter Helena, aan haar overlevende echtgenoot, Cornelis Schelvisvanger. Zijn andere vier kinderen zijn klaarblijkelijk jong gestorven, althans zij leefden niet meer en hadden geen plaatsvervangend erfgenamen in 1757.
Lambartus Stoppendaal is net als Reinier Stoppendaal, de wijnhandelaar uit Leeuwarden en Jan/Joes Stoppendaal, die in Rotterdam getrouwd is met Sophia van der Stael afkomstig uit Büderich. Alle drie zijn omstreeks dezelfde tijd geboren en hebben hun oudste zoon Jacobus genoemd. Vermoedelijk zijn het broers. Daarnaast is er nog in diezelfde tijd een Sybilla Stoppendael in Büderich die haar tweede zoon Jacobus heeft gedoopt. Zij zou best wel een zus van deze 3 Stoppendaals kunnen zijn.
Notities overlijden
Opmerking - voor 3x luiden f6-0-0 - een grafdaalder f1-10-0