Albert van Lawick was een vertrouweling en raadsman van hertog Karel van Gelre (1492 - 1538).
In 1480 is Albert in Cleve gevangen. De stad Nymegen verzoekt dan den heer van den Bergh borg te willen blijven bij den hertog van Cleve voor den te Cleve gevangen zittenden Aelbert van der Laewick, broeder van den ambtman in Overbetuw Arnt van der Laewick.
In 1492 krijgt hij samen met zijn broer Arnt Grunsfoort in leen.
In 1495 is hij betrokken bij een oploop in Venlo, alwaar de ingezetenen hebben belaagd. Volgens een regest van september 1495 schenkt Karel, hertog van Gelre, aan de ingezetenen van Venlo voor hetgeen zij misdreven hadden in een oploop tegen ’s hertogen raad Albert van Lawijck.
In 1947 wordt Albert door Karel, hertog van Gelre, gesteld tot drost van slot, stad, ambt en voogdij van Geldern. In het regest waadaarover wordt uitgebreid beschreven waar hij volgens deze aanstelling recht op heeft (bijv. "Zijn vrouw mag een joffer houden, een huiskamerling" en "Gevengenschap of schade bij ambtsuitoefening wordt door de hertog vergoed").
In Fahne, 1859 is een afbeelding van de kwartierstaat van Albert in wapens te vinden. Links boven het wapen van de van Lawicks, rechts boven het wapen van de van Galens, links onder het wapen van de van Bemmels. Het wapen rechtsonder kan ik niet thuisbrengen. De sterftedag van Albert, St Simonsdag is 28 oktober.
Albert en Agnes hebben naast Salome en Margriet nog 2 dochters, de ene geestelijke te Arnhem, de andere geestelijke te Tiel. Beide leven nog in 1530.