Volgens een brief van Arnt van der Lawick aan de heer Oeswalt, graaf van den Berge, heeft Arnt een zuster in het klooster te Renkum (Renekem). (Briefregestenlijst nr 1398). In 1492 of kort daarna hadden de Zusters van dit klooster, bij het overlijden van de hulder van een van hun lenen verzuimd een nieuwe man in zijn plaats als hulder aan te wijzen. Dit zou kunnen leiden tot het verbeurd verklaren van het leen. Vandaar dat men Arend van der Lawyck, die bij Hertog Karel hoog stond aangeschreven, vroeg voor hun bij de hertog te pleiten. Arend was toen heer van het nabijgelegen huis Grunsfort. Arend diende bij de leenheer zijne bede in, gaf daarbij te kennen dat hij een zuster in bedoeld klooster had en daarom des leenheers gunst en genade voor de Zusters kwam afsmeken.
Bron: Gelders archief, huis Bergh; Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, 1906