Otto II, de Rijke, (ca 1060 – 1113) was een jongere zoon van graaf Godschalk van Zutphen en Adelheid van Zutphen. Otto volgde zijn vader op als graaf van Zutphen en voogd van Corvey. De abdij zou Otto en zijn zoon Hendrik van zelfverrijking beschuldigen. In 1107 ontving hij van Hendrik V (keizer) de functie van graaf in Oostergo en Westergo, in ruil voor bezittingen bij Alzey. Deze graafschappen waren echter al beleend aan de bisschop van Utrecht, wat leidde tot voortdurend conflict tussen de bisschop en Otto. In 1105 herbouwde hij de Sint Walburgiskerk (Zutphen), nadat die was afgebrand, en liet relieken van Justus van Triëst overbrengen van Corvey naar Zutphen. Otto en zijn vrouw werden in deze kerk begraven.
Men vermoedt dat Otto tweemaal was getrouwd. Zijn eerste vrouw in een onbekend jaar met een onbekende naam, zij kregen een dochter Adelheid. Zijn tweede vrouw moet Judith of Jutta van Arnstein zijn geweest met wie hij omstreeks 1085 trouwde. Judith was mogelijk de jongste van Jutta Arnoldsdochter van Arnstein en Lodewijk de graaf van Arnstein. Met haar kreeg Otto drie zonen, en een dochter. Volgens sommige genealogieën was ze echter de zuster van keizer Lotharius III van Supplinburg. Judith overleed in 1118.
Otto kreeg de volgende kinderen:
mogelijk Adelheid (uit zijn speculatieve eerste huwelijk)
Hendrik I van Zutphen
Diederik II van Münster, bisschop
Gerard, graaf
Ermgard van Zutphen (1090 - ca.1136) gehuwd met Gerard II van Wassenberg-Gelre, daarna met Conrad van Luxemburg.