Albertina Johanna war seine(Adrianus Albertus) Nichte und brauchten Zustimmung um zu heiraten. "092 Huwelijksdispensatie verleend aan Adrianus Albertus van Lawick van Pabst en Albertina Johanna van Pabst, broederskinderen. (Rekenkamer S 35, fo. 203, 204)"
Huwelijksdatum ook wel genoemd 12 aug 1766 te Renkum
Voor Adrianus Albertus en zijn vrouw Albertina Johanna wordt dezelfde sterftedatum gegeven. Zij zijn in 1772 vertrokken naar Kaap de Goede Hoop. In 1772 is attestatie afgegeven door de predikant te Renkum, alsmede extracten uit de doopboeken betreffende hun en hun kinderen. Voor vertrek, op 2 augustus, heeft hij samen met zijn vrouw nog een testament opgemaakt. Zij voeren op het schip "de Jonge Thomas", vertrokken van Texel op 20 oktober 1772. Adrianus was op het schip geregistreerd als opperkoopman. Hij was uitgezonden als Independent Fiscaal. Het schip de Jonge Thomas is omstreeks 29 maart 1773 aangekomen in Kaap de Goede Hoop. Op de doortocht van Kaap de Goede Hoop naar Indië is het schip vergaan. Met Adrianus en Albertina waren ook hun 2 (op dat moment) jongste kinderen, Antonetta en Fransiscus Aemilius meegereisd. Dat blijkt uit het feit dat zijn zuster Ernestina in januari 1774 toestemming vraagt en krijgt om uit Kaapstad terug te keren naar Nederland samen met 2 van Adrianus’ kinderen, Franciscus Emelius en Anthonetta. Op zijn reis had hij ook een huishoudster mee, Jacoba van Veldhoven. Zij is wel in Kaapstad aangekomen, en verzoekt door te mogen reizen naar Bengalen.
In de attestatie bij zijn vertrek naar Kaap de Goede Hoop is de naam "van Lawick" aan zijn naam toegevoegd.
In een stuk uit 1788 over het regelen van de erfenis en voogdij worden de oudste 3 kinderen bij naam genoemd. In dat stuk is wel sprake van "den vier onmondigen kinderen van ...", suggererend dat Adriana Johanna dan nog in leven is. Zij is echter niet teruggereisd met Ernestina vanuit Kaapstad.
Bron: diverse; voor huishoudster: Resolutions of the Council of Policy of Cape of Good Hope Cape Town Archives Repository, South Africa (C. 151, pp. 240-243 en C. 152, pp. 42-64)