Judith bracht door haar huwelijk het hertogdom Beieren binnen in het groeiende Heilige Roomse Rijk. Haar zoon was Hendrik II van Beieren (bijgenaamd de ruziezoeker), voor wie zij na de dood van Hendrik in 955 als regentes optrad. Behalve Hendrik II had zij ook nog twee dochters; Hedwig, die reeds op haar vijftiende hertogin van Zwaben werd en Gerberga, die abdis van de abdij van Gandersheim werd. Zij maakte een pelgrimstocht naar Jeruzalem,
In 974 was zij betrokken bij een samenzwering tegen keizer Otto II van het Heilige Roomse Rijk. Naast haar zoon, Hendrik II van Beieren, deden daar ook bisschop Abraham van Freising, de hertog van Bohemen, Polen en verschillende andere leden van de clerus en de adel aan mee, die allen ontevreden waren over het beleid van de vorige keizer, Otto I de Grote. Het plan werd echter ontdekt en relatief gemakkelijk onderdrukt. Na 974 trok Judith van Beieren zich terug in de abdij van Niedermünster in Regensburg, waar zij naast haar man werd begraven.