Jacob is in december 1732 met het VOC schip "Nieuwe Vis" naar Batavia gevaren. Bij zijn vertrek had hij als functie "Jongen", wat inhoudt dat hij toen jonger dan 17 jaar was. Hij is teruggekeerd in juli 1735 met het VOC schip "Slot Kronenburg". Datzelfde jaar is hij in december opnieuw naar Batavia gegaan met het VOC schip "Lage Polder". Hij had nu de functie "matroos". Vanaf zijn aankomst in Batavia op 21 augustus 1736 is hij, voor zover bekend, tot zijn dood in Nederlands Indië gebleven. Hij was daar burgerkoopman en ook, in 1747, burgervaandrig.
In januari 1747 sluit hij een overeenkomst volgens welke hij in Batavia leningen int, die mensen, veelal VOC bemanning, in Amsterdam zijn aangegaan. Bij een in november 1748 aangegane lening is hij samen met David Cordua inner van de schuld. Na zijn dood is deze David Cordua nog jaren inner in Batavia voor dergelijke leningen.
David de Cordua was gehuwd met Amelia van der Straaten. Kort na haar ovelijden (juli 1772) heeft hij de inmiddels meerderjarige dochter van Jacob, Cornelia Margaretha de Cordua, geadopteerd. Mogelijk is hij eerst haar voogd geweest.