Arnold heeft in Leiden rechten gestudeerd en is dar in 1898 gepromoveerd op het proefschrift "De rechtstoestand der gehuwde vrouw". Na zijn promotie werd hij advocaat en procureur in Leeuwarden, waar hij in 1903 griffier van de Raad van Beroep (Ongevallenwet) werd. In 1908 is hij opnieuw gepromoveerd, nu in Groningen in de staatswetenschappen, waarna hij rechter werd in Alkmaar, en in 1913 in Arnhem. In 1925 werd hij daar Vice-President van de Rechtbank. In 1928 werd hij raadsheer in het Gerechtshof van Arnhem en ook plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Beroep voor de Directe Belastingen. In mei 1936 werd hij Vice-President van het Gerechtshof te Arnhem. Daarnaast heeft Arnold nog diverse nevenfuncties verricht, waaronder president-commissaris van de NV Leeuwarder Courant.