Over Pieter staat in van der Leer en Jonker (2007) de volgende anekdote.
De op Spijtenburg geboren Pieter raakte op 21-jarige leeftijd als gedaagde betrokken in een strafproces. Hij was toen al in het bezit van een licentiaat in de rechten. Hij werd voor de rechtbank in Breda gedaagd in verband met het doodschieten van mr. Aert van Winne, chirurgijn te Leur. Hij werd verdedigd door zijn vader, de burgemeester en jurist Willem Snellen. 14 Wat was er gebeurd? Op 14 augustus 1656 wandelde Pieter met zijn 13-jarige broer Willem van Breda naar Gassel om de boerderij van hun vader te gaan bezoeken, een voettocht van zeven uur. Pieter had zijn roer [jachtgeweer] bij zich. Onderweg schoot hij een patrijs. Een boer die daarvan toevallig getuige was, zei tegen hem dat er nog wel meer patrijzen in de omgeving zaten. Pieter laadde dus zijn roer weer om in voorkomend geval nog een patrijs te kunnen schieten.
De broers vervolgden hun weg. Nabij een akker, omzoomd met heggen, werden de broers door de chirurgijn Van Winne en diens zwager Van der Locht uit Etten op- gewacht. Even later sloot zich bij deze twee nog een persoon aan, bewapend met een roer. Ze hadden alledrie ook knuppels en messen bij zich. De drie beschuldigden Pieter ervan dat hij zonder vergunning op hun patrijzen had gejaagd. Pieter verzekerde de personen dat hij wel een jachtvergunning had en dat hij bereid was de schade te vergoeden, als hij patrijzen had gejaagd op een gebied waarvoor zij vergunning hadden. De drie begonnen vervolgens met knuppels op Pieter in te slaan. Ze riepen elkaar toe: ‘Slaet maer toe het roer [van Pieter] is toch niet geladen.' Pieter kon het roer ook niet gebruiken, omdat ze hem hadden ingesloten. Hij hield het roer daarom in zijn linkerarm geklemd, zodat het op zijn dij kon rusten. Het roer was met een veiligheidspal gezekerd. Ondertussen verdedigde hij zich met zijn jachtmes en probeerde te vluchten, want de aanvallers sloegen hem bont en blauw. Ook probeerden ze op hem in te steken met hun messen.
Op een gegeven ogenblik kon Pieter niet verder, hij stond tegen de heg. Terwijl hij met zijn mes uitviel om een aanval te pareren, sloeg de chirurgijn Van Winne met een knuppel op Pieters linkerarm. Mogelijk raakte hij daarbij de veiligheidspal van het roer, want er ging een schot af. De kogel raakte Van Winne in zijn been. Van Winne struikelde, maar vocht vervolgens verder: ‘Hij sloegh en steeckte even dicht [vaak] en in sulke furie vervolghde hij nog den gedaegden [Pieter] een stuck weegs, maer door de quetsure geincommodeert [gehandicapt] sijnde, ontcompt de gedaegde [Pieter] haeren bloetdorstige appetijdt ende salveert sich [brengt zich in veiligheid] beneffens sijnen broeder mettte vluchte sonder de agresseurs meer gesien te hebben.'
Later bleek dat er pas vier à vijf uur daarna iets aan de wond van Van Winne gedaan was. Hij stierf na enkele dagen aan zijn verwonding. De wond was ook niet behoorlijk schoongemaakt zoals men van een chirurgijn zou mogen verwachten. De geneesheren die zijn lijk schouwden, troffen nog stukken haar en een stuk van zijn broek aan in de wond. Aanvankelijk was er alleen het lijk en geen verdachte omdat men de naam van Pieter niet kende. Men wist alleen dat het ‘een schelm uit Breda' was. Pieter heeft toen zichzelf maar aangegeven, omdat hij ‘sonder de allerminste occasie van reproche [verwijt] met eene onberispelijke reputatie ende met eenen onbevleckte tredt wenste te marcheren.' Dit laatste lukte. Pieter werd vrijgesproken van moord of doodslag, onder andere, omdat hij het schot niet had afgevuurd en het schot ook niet dodelijk was geweest.