Jean en Catharina Graswinckel hebben samen 6 kinderen gekregen,
Francois Hennequin (1640-1684). Francois is op 8 december 1665 aangesteld als consul in Lissabon. Hij had een onwettige zoon, die hem overleeft heeft.
Engelbert Hennequin (1641-1692) gehuwd op 24 november 1669 te Rotterdam met Elsje van der Wal. Zijn vader was zeer tegen dit huwelijk gekant. Engelbert was een weinig succesvol koopman.
Anna Maria Hennequin (1642), gehuwd in 1676 met Christiaen Merschman. Christiaen kwam uit Hamburg en woonde in Amsterdam. Zij hadden geen kinderen.
Margaretha Hennequin (1644 - 1647)
Jan Hennequin (1645 - Rachel van Creeffelt (1642 - 1713). Jan was regent van het Werkhuis, vendrig der schutterij in Rotterdam en schepen van Schieland.
Catharinus Hennequin (1647), gehuwd op 30 mei 1677 te Rotterdam met Margaretha Passomier (1650 - >3 juli 1685). Catharinus was koopman en vendrig van de Schutterij in Rotterdam.
Jean en Catharina hebben samen tenminste 10 kinderen gekregen,
Anna Hennequin
Catharina (1650 - 1661)
Hendrik Hennequin (1651 - 1687), tweeling met Francoise, ongehuwd
Francoise (1651 - 1652), tweeling met Hendrik
Maria (1652-1653)
Wouterus/Gualtherus Hennequin (1653 - 1738) gehuwd (1) met Geertruid Graswinckel (1653-1690) en (2) met Ewouda Verschuer (1663 - 16 feb 1713), weduwe van Abraham Gerwen. Wouterus was in 1711 en 1712 burgemeester van Rotterdam.
Wilhelmus (1654 - 1655)
Augustinus (1656 - 1658)
Maria Hennequin (1657 - 1723), gehuwd met Dirck van der Hoeven (1649). Dirck was koopman in Dordrecht en Rotterdan en brouwer in Rotterdam, waar hij woonde aan de Leuvehaven. Een van hun betachterkleinkinderen is de Leidse hoogleraar Natuurlijke Historie Jan van der Hoeven (9 feb. 1801 - 10 maart 1868), naar wie de Jan van der Hoeven stichting voor Theoretische Biologie is vernoemd.
Toen hij 7 of 8 jaar oud was, heeft Jean Batista beide ouders en enkele broers en zusters verloren in een pestepidemie. Hij bleef achter met twee oudere broers en een jongere zuster. Daarna is hij, als wees, in Rotterdam terecht gekomen. Ook van zijn oudste broer Francois en zijn zuster Sara zijn de eerstvolgende sporen in Rotterdam te vinden. Vermoedelijk zijn zij opgenomen in het gezin van hun tante Marie Béguin, de halfzuster van hun moeder. Zijn broer Paulus is in Amsterdam gebleven bij zijn voogd Abraham de Goyer.
Jean Batista begon zijn loopbaan als twaalfjarige als "minste knecht" bij Cornelis Hartigveldt, een haring en koopvaardij reder en later ook burgemeester van Rotterdam. Later was hij succesvol koopman, reder en industrieel te Rotterdam. Mogelijk heeft hij via Hartingsveldt zijn eerste vrouw, Catharina Graswinckel, leren kennen. Jean maakte zeer snel carièrre. Reeds in 1639, op 23-jarige leeftijd, bezat hij een huis aan de Leuvehaven, dat hem samen met de aangrenzende woningen f7.900 gekost heeft.
In 1664 was hij bewindvoerder van de Oost Indische Compagnie in Rotterdam, vanaf 1665 of 1666 was hij commissaris van het Waterrecht, in 1665 penningmeester der Grote Visserij van Holland en in 1669 schepen van Rotterdam.