Huwelijk |
18-9-1590 |
te |
Amsterdam |
|
met | Lijsbeth Reael |
| Geboren | 22-8-1569 |
| Overleden | 25-3-1648 |
|
Notities | Jacobus en Lijsbeth hebben samen 9 kinderen gekregen,
- Engeltje (1593), gehuwd met Dr. Frans van Noordwijk.
- Herman (1594), ongehuwd overleden in Oost-Indië.
- Pieter (1596), ongehuwd. Verdronken bij het zwemmen in de Vliet in Leiden.
- Jan (1598), ongehuwd overleden in Oost-Indië.
- Laurens (1601 - 1646) gehuwd met Cornelia Pieter Hendricks Cuyper. Zij hebben tenminste 5 kinderen gekregen, waaronder:
- Mr Jacobus Arminius, advocaat en schrijver van de aantekeningen betreffende de familie Reaal.
- Elisabeth Arminius, gehuwd met Joannes Rombouts, de zoon van Geertruyd Arminius, zuster van Laurens.
- Jacob (1603), ongehuwd overleden in Oost-Indië.
- Willem (1605 - ca. 1619), als 14 jarige in Leiden overleden aan de tering.
- Daniel (1606 - 1649), gehuwd met Maria Regt, geen kinderen.
- Geertruyd
|
|
|
|
Notities persoon |
Op het moment van zijn geboorte was zijn vader, die wapensmid was, al overleden. Jacobus Arminius werd opgevoed door Theodorus Aemilius, een priester met protestantse sympathieën. Omstreeks 1572 (het jaar dat Oudewater veroverd werd door de opstandelingen) verhuisde Aemilius met Arminius naar Utrecht. Waarschijnlijk studeerde Arminius daar aan de Hieronymusschool. Nadat Aemilius in 1574 of 1575 overleed, kwam Arminius in contact met de wiskundige Rudolphus Snellius, die ook uit Oudewater kwam. Snellius liet Arminius studeren aan de Universiteit van Marburg, waar Snellius hoogleraar was. In 1576 schreef Arminius zich als student vrije kunsten en theologie in aan de (pas opgerichte) Universiteit van Leiden. Tijdens zijn studie viel hij zo op, dat hij van het kramersgilde van Amsterdam een beurs kreeg om verder te studeren in Genève. Arminius studeerde daar onder de opvolger van Calvijn, Theodorus Beza. Na zijn studie in Genève (waarbij hij enkele semesters in Bazel doorbracht), reisde hij in 1586 naar Italië. In 1587 werd hij geroepen als predikant in Amsterdam.
In 1588 werd Arminius bevestigd als predikant van de Oude Kerk. In Amsterdam trouwde Arminius in 1590 met Lijsbet Reael en werd hij zodoende de zwager van Laurens Reael, Nederlandse bewindhebber en gouverneur-generaal van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC).
In 1603 werd Arminius hoogleraar theologie te Leiden. Zijn collega-hoogleraar Franciscus Gomarus protesteerde hier heftig tegen. Vrijwel direct, in 1604, kwamen de hoogleraren met elkaar in botsing. Hun conflict draaide om de rechtvaardigingsleer, dwz de vraag of de mens de mens door goede werken zalig wordt of dat de zaligheid alleen door een door god gegeven genade kan worden verworven. Hieraan grenzend is de vraag of het alles door god gepredestineerd is, of dat de mens een keuze heeft om goede of slechte dingen te doen.
Voor Arminius was het geloof van een mens tot op zekere hoogte voorwaarde voor het vergevend oordeel waarin God die mens 'rechtvaardigt', dat wil zeggen, geschikt bevindt voor toelating tot de hemel. Het zelf gekozen geloof is geen voldoende, maar wel een noodzakelijke voorwaarde voor Gods vergeving. Voor Gomarus was de rol van het geloof hier louter een instrumentele: Het geloof volgt automatisch uit het door de Geest/God gewekte aanvaarding door een mens van Gods rechtvaardigend oordeel, als God dat mens had uitgekozen voor zijn vergeving, dus als "gerechtvaardigd".
Als Gods vergeving in alle opzichten aan het geloof in God voorafgaat (zoals Gomarus dacht), is het een logische volgende stap dat de eigen keuze van de mens niet ter zake doet, omdat zijn uiteindelijke lot (al dan niet toegelaten worden tot de hemel) daar niet van afhangt, maar al voorbestemd is door God. Dit zou kunnen inhouden dat niet alleen je toekomst na je dood, maar ook die voor je dood al van te voren is vastgeled, dus dat de door jou "gekozen" handelingen al voor jou gepredestineerd zijn.
Als men (met Arminius) de vrije keuze voor het geloof onderstreept, kan je lot (toelating tot de hemel) beïnvloed worden door het gedrag dat je zelf kiest, dus is de toekomst niet al van te voren vastgelegd.
Zo kwam men in de discussie tussen arminianen en gomaristen vanzelf van de rechtvaardigingsleer op de predestinatieleer. De Amsterdamse predikant Petrus Plancius had Arminius al in 1951 aangevallen op diens vrije interpretatie van de predestinatie (goddelijke uitverkorenheid) en mengde zich ook nu in die strijd aan de zijde van Gomarus. Al snel groeide het religieuze meningsverschil uit tot een nationale, politieke strijd. In 1607 werd een commissie in het leven geroepen die het conflict moest beslechten.
Om het conflict te stoppen werden Arminius en Gomarus opgeroepen voor het Hof van Holland en de Staten van Holland te verschijnen. Dit loste niets op. In 1609 belegden de Staten van Holland een nieuwe zitting om de theologen bij elkaar te brengen. Jacobus Arminius moest deze zitting wegens ziekte verlaten: hij stierf in Leiden in oktober van dat jaar en werd in de Pieterskerk begraven.
bron: o.a. wikipedia |
|