Huwelijk |
4-9-1710 |
te |
Leeuwarden |
|
met | Aletta van Wijlich |
| Geboren | ± 1690 |
|
Notities | Antonie en Aletta hebben samen tenminste 5 kinderen gekregen,
- Guilaume/Willem Coulon (doop 6 dec. 1711 - ovl. 1782, begraven 28 feb. 1782), op 8 april 1746 te Leeuwarden gehuwd met Juliana Anna Tholen (ovl. > feb 1782). Willem was advocaat en (lands)drukker. Hij had een boekwinkel in Leeuwarden. Later was hij ook burgemeester van Leeuwarden. In 1776 is hem een pensioen toegekend. Willem heeft tenminste 9 kinderen gekregen, alle gedoopt in Leeuwarden,
- Carolina Coulon (doop 2 juni 1747 - ovl. 29 jan. 1816). Zij heeft in 1766 ter ere van het huwelijk van haar oom Aemilius een gedicht geschreven.
- Catharina Coulon (doop 12 juli 1748)
- Willem Coulon (doop 12 juli 1750)
- Carel Willem Coulon (doop 9 feb. 1752), gehuwd op 18 februari 1787 te Leeuwarden met Geertruida Lamina Reen. Carel Willem was rentmeester van het Sint Anthonius Gasthuis te Leeuwarden. Hij is net als zijn vader burgemeester van Leeuwarden geweest.
- Catharins Coulon (doop 8 feb. 1754)
- Anna Elisabeth Coulon (doop 3 maart 1756)
- Otto Coulon (doop 31 mei 1758)
- Maria Louisa Coulon (doop 3 feb. 1762)
- Maria Louisa Coulon (doop 28 dec. 1764)
- Lodewijk/Louis Coulon (doop 18 mei 1714 - ovl. 1780, begraven 24 juli 1780). Louis was net als zijn vader bouwmeester, in 1766 van de Prins-erfstadhouder (Willem V)
- Aemilius Hendrick Coulon (doop 14 nov. 1716)
- Jannetje Lijsbeth/Johanna Elisabet (doop 28 dec. 1718 - ovl. 1806, begraven 19 mei 1806), gehuwd (1) met Johannes Bouma (ovl. > 1759) en (2) op 15 december 1765 te Leeuwarden met Hendrick Semler (1731 - 1782). Hendrick was docter, advocaat en 's lands Bouwmeester.
- Aemilius Coulon
|
|
|
|
Notities persoon |
Anthonie is in 1681 in Marseille geboren. Zijn vader was daar vermoedelijk meester-timmerman. Als 4 of 5 jarige is hij met zijn moeder, oudere broer Jean, zuster Benne/Benine en grootmoeder gevlucht naar Amsterdam op het schip "Le Lion". Op dat schip is zijn zuster Catherine geboren. In Amsterdam heeft zijn vader, die via een andere route over Livorno gevlucht was, zich weer bij zijn gezin gevoegd.
In 1707 werd hij samen met zijn oudere broer Jean benaderd door de bekende architect Daniël Marot, die van Henriette van Anhalt-Dessau, weduwe van Hendrik Casimir II en moeder van Johan Willem Friso, de erfstadhouder van Friesland, opdracht had gekregen voor de renovatie en uitbreiding van zowel het stadhouderlijk paleis in Leeuwarden als het slot Oranienstein bij het Duitse Diez. Aanvankelijk hadden de twee broers niet veel oren naar deze opdracht, waarschijnlijk vanwege de financiële voorwaarden, en in het bijzonder de mate waarin zij zelf de betaling aan de onder hun werkende ambachtslieden zouden moeten voorschieten. Maar na enige aarzeling hebben zij deze opdracht toch aangenomen, na, zoals Marot in een brief aan Henriëtte van Anhalt schreef, "parolles d'encouragements" (woorden ter aanmoediging) van zijn zijde. Jean zou de bouwwerkzaamheden in Diez gaan leiden, Anthonie in Leeuwarden.
In Leeuwarden is Anthonie in 1710 getrouwd met Aletta Wijlich1. Zij krijgen 5 kinderen, die in Leeuwarden gedoopt zijn. Anthonie laat zich in 17262 met zijn gezin schilderen door Bernardus Accama.
Anthonie kwam in 1707 in Leeuwarden in dienst van de erfstadhouder Johan Willem Friso. Toen Johan Willem Friso in 1709 trouwde met Maria Louise van Hessen-Kassel was de verbouwing van het stadhouderlijk paleis zo goed als voltooid. Anthonie bleef in dienst van de stadhouder, nu onder andere om een nieuw hoofdgebouw te bouwen op zijn Friese buiten, Oranjewoud.
Bij deze verbouwing was Anthonie ook degene die het loon van de arbeiders aan hen uitbetaalde. Het was gebruikelijk dat de bouwmeester een paar stuivers van ieders loon voor zichzelf inhield, maar Anthonie deed dat niet. Toen Johan Willem Friso hem vroeg waarom hij geen profijt trok van de werklieden, antwoordde Anthonie dat hij niet geloofde dat het gepast was dat hij het aannam en dat hij, gezien zijn jeugdige leeftijd, tevreden kon zijn met mijn eigen loon. Johan W.F. was tevreden met het antwoord en zou gezegd hebben, terwijl hij Coulon op zijn schouder sloeg: "U spreekt als een eerzaam man en u kunt op mij rekenen".
Op 14 juli 1711 overleed Johan Willem Friso door verdrinking in het Hollands Diep. Anthonie kwam echter niet zonder werk te zitten, want de jonge weduwe zette de bouwactiviteiten voort. Daarnaast voerde Anthonie ook voor anderen bouwopdrachten uit.
Johan Willem Friso had bij zijn overlijden alleen een dochter en daarom geen erfopvolger als stadhouder. Maar zijn vrouw Maria Louise was zwanger, en anderhalve maand na zijn dood werd alsnog een zoon en opvolger geboren, Willem Karel Hendrik Friso, beter bekend als Willem IV. Anthonie wordt nu in naam bouwmeester van Willem IV, terwijl Willem's moeder Maria Louise regentes is. Ook als Willem IV zelfstandig Fries Stadhouder wordt, blijft Anthonie zijn bouwmeester.
In 1713 koopt Anthonie in Leeuwarden een oud huis met daarbij "een groote ende heerlijke hovinge met seer veel defftige vrugtboomen, bloemen ende kruyden, welke alle in de grond sijnde daarbij sullen verblieven, exempt twee bedden met aanquekinge van beyeboomen", gelegen aan de Doelestraat. Dit huis heeft hij bijna geheel van de grond opnieuw ontworpen en opgebouwd. Bij de ver- en herbouwing van het huis is hij niet tewerk gegaan met de "menage" (zuinigheid) waarop hij zich later in zijn brieven aan zijn opdrachtgever Willem IV liet voorstaan.
Dit huis wordt naar hem "Coulonhuis" genoemd en maakt tegenwoordig deel uit van de gebouwen van de "Fryske Akademy".
In 1733 werd Anthonies oude leermeester Marot door Willem IV gevraagd voor de verbouwing van Huis ten Bosch dat Willem het jaar daarvoor had verkregen. Ook nu werd Anthonie bij de verbouwing ingeschakeld. Waar Marot als ontwerper vooral oog had voor de uiterlijke aspecten, was Anthonie degene die verstand had van de bouwkundige constructies. En, waar hij zich als beginnend bouwmeester in 1707 nog als uitvoerder voor Marot gedroeg, beschouwde hij in 1733 zijn inbreng als bouwmeester op zijn minst gelijkwaardig aan die van de estheticus Marot. Anthonie bewonderde Marot als ontwerper, maar vond dat deze bij zijn ontwerp voor Huis ten Bosch niet voldoende rekening had gehouden met de constructie. Hij schreef: "ce monsieur [=Marot] fait parfaitement bien un dessein qui plait a la vue mais (...) ce meme dessein a de grands defauts dans l'execution, manque de Pratique." (deze meneer kan heel goed een ontwerp maken dat het oog bevalt, maar dat ontwerp heeft grote tekortkomingen bij de uitvoering, de praktijk ontbreekt). Daarom bracht hij wijzigingen aan in het ontwerp, zonder daarvoor de Willem IV te raadplegen, maar wel rekenend op diens goedkeuring. Van eind 1733 tot mei 1734 was Willem IV echter niet in Holland maar in Engeland in verband met zijn huwelijk met Anna van Hannover. Hij delegeerde het toezicht op de verbouwing voor het merendeel over aan zijn raadsheer, Johan Duncan. Ook vanaf mei 1734 was Willem IV niet vaak in Den Haag aanwezig en bleef Johan Duncan toezichthouder. De door Anthonie voorgestelde en uitgevoerde wijzigingen op het ontwerp van Marot, en de daarmee gepaard gaande extra kosten, vielen niet goed bij deze Duncan. Over deze controverse is een uitvoerige briefwisseling bewaard gebleven (Ottenheym & Freek, 1994).
bron: de Haan (2016); Menalda (1975); Ottenheym & Freek (1994)
- De spelling van de achternaam van Aletta is nogal variabel. De Haan (2016) merkt op dat Aletta (door hem Aleyda genoemd) uit een welgestelde Leeuwarder familie stamt. Ik heb echter geen enkele familie Wylich, in welke spellingsvariant dan ook, in Leeuwarden kunnen vinden.
- Als jaartal voor het schilderij staat 1726 te boek. Anthonies jongste kind, Aemilius, is in augustus van dat jaar gedoopt. Het jongste kind op het schilderij is duidelijk ouder dan een paar maanden. Hiervoor zijn 3 mogelijke verklaringen:
- het jaartal van het schilderij klopt niet.
- Aemilius is pas enkele jaren na zijn geboorte gedoopt.
- Aemilius is nog niet geboren en tussen Jannette Lijsbet en Aemilius is een verder onbekende zoon geboren, die hier is afgebeeld.
Dit grote schilderij (ca. 180x200 cm) is in het bezit van het Fries Museum.
|
|