Arnold wordt in 1247 genoemd als getuige bij de verheffing van de A-kerk te Groningen tot parochiekerk.
Zowel Arnoldus als Mewekinus zijn heer van Ruinen geweest. Ze verschillen niet voldoende in leeftijd om vader en zoon te zijn. Op grond daarvan neemt Schaap aan dat Arnoldus de oudste was van de 2 en kinderloos is overleden.