Koenraad II (rond 990 - Utrecht, 4 juni 1039) was de zoon van Hendrik van Spiers en Adelheid van Elzas. In 1024 werd hij gekozen tot koning en in 1027 gekroond tot keizer van het Heilige Roomse Rijk, waarmee hij de eerste Salische Keizer werd.
Koenraad werd opgevoed door de bisschop van Worms, in bescheiden omstandigheden (voor een edelman). Hij trouwde Gizela van Zwaben, die net als Koenraad beweerde een afstammeling te zijn van Karel de Grote. Keizer Hendrik II zag dit als een aanleiding om Koenraad in de ban te doen, maar dit duurde niet lang en in 1024 was Koenraad kandidaat om Hendrik op te volgen als koning van Duitsland. Op 8 september werd hij in Mainz gekroond.
In 1027 werd hij, ondanks weerstand van enkele prinsen, in Rome door paus Johannes XIX gekroond tot Keizer van het Heilige Roomse Rijk.
In deze periode gaf hij opdracht om in Nijmegen, op de restanten van de palts van Karel de Grote, de Sint-Nicolaaskapel te bouwen.
Hij continueerde het beleid van de Ottonen op het gebied van godsdienst met een voortzetting van de Rijkskerk. Hij maakte ook nog steeds gebruik van ministerialen en zorgde voor territoriale uitbreiding. In het westen veroverde hij in 1033 Bourgondië en in het oosten zorgde de Drang nach Osten voor een verder oprukkende kerstening en kolonisatie.
In 1039 stierf Koenraad in Utrecht aan een aanval van jicht. Zijn ingewanden werden in de Dom van Utrecht bijgezet, mogelijk heeft om die reden zijn zoon een vermoedelijk kerkenkruis daaromheen gebouwd. Zijn stoffelijk overschot werd overgedragen en bijgezet in de Dom van Spiers.