<ht><i> Hendrik III is vooral bekend voor zijn bijdrage tot de inwijding van de abdij van Affligem. In juli 1086, kort voor de eigenlijke inwijding op 24 augustus 1086, schonk hij haar een uitgestrekt allodium van 20 mansi (ongeveer 300 hectare) te Asse.<br />
Na de dood van paltsgraaf Herman II van Lotharingen (Dalhem, 20 september 1085), kreeg hij het Landgraafschap Brabant in leen van de Duitse keizer Hendrik IV. Dit rijksleen was gesitueerd tussen de rivieren de Dender en de Zenne en vormde de institutionele basis voor de oprichting van het hertogdom Brabant in 1183. Als landgraaf werd hij bovendien een rechtstreeks leenman van de Duitse keizer en had de hertog van Neder-Lotharingen geen gezag over zijn Brabants graafschap. Omstreeks 1091 werd Hendrik III van Leuven beschouwd als de machtigste graaf in Neder-Lotharingen (MGH, Scriptores X, Rodulfi Gesta abbatis Trudonensis, 250: Heynricus tunc potentior habebatur in nostris partibus).<br />
Volgens Herman van Doornik (ca.1140) genoot graaf Hendrik III grote faam en bekendheid in zijn tijd. Hij verdreef rovers en dieven uit zijn gebied, zodat er in geen enkel graafschap meer vrede en veiligheid heerste dan in het zijne (MGH, Scriptores XIV, Hermanni liber de restauratione S.Martini Tornacensis, 282).<br />
In februari of maart 1095 nam hij deel aan een riddertornooi op uitnodiging van Everard, burchtheer van Doornik. Hij werd dodelijk gewond in een steekspel met ridder Goswin de Forest.<br />
Hij werd als graaf van Leuven en Brussel en als landgraaf van Brabant opgevolgd door zijn broer, Godfried. </i></ht>